Aanbieding onderzoek aan Tweede Kamer. UWV ONTKENT ERNST ARBEIDSONGESCHIKTHEID ME-PATIËNTEN  (27 november 2018)

Het UWV neemt de ziekte ME1 vaak niet serieus en handelt in strijd met het advies van de Gezondheidsraad over ME/CVS. Dit blijkt uit een onderzoek onder ME-patiënten, in opdracht van de patiëntenorganisaties. Op dinsdag 27 november zullen zij de resultaten van dit onderzoek aanbieden aan de Kamercommissies voor VWS en voor SZW in Den Haag. De patiëntenorganisaties dringen aan op een betrouwbare beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van mensen met ME, zodat zij de uitkering krijgen waar zij recht op hebben. 

 

Praktijk UWV in strijd met advies Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad concludeerde in maart van dit jaar in zijn advies aan de Tweede Kamer dat ME/CVS een ernstige chronische ziekte is, die gepaard gaat met substantiële functionele beperkingen. Het onderzoek onder patiënten met deze ziekte wijst uit dat verzekeringsartsen van het UWV regelmatig menen dat zij niet ziek zijn, of dat hun klachten zijn veroorzaakt door verkeerde gedachten of gebrek aan beweging. Zij geloven dat die klachten wel over zullen gaan door psychotherapie of activering. Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid houden zij onvoldoende rekening met de gevolgen van de ziekte. Deze opvattingen en praktijk zijn in strijd met het advies van de Gezondheidsraad over ME/CVS. De patiëntenorganisaties storen zich dan ook aan de stelligheid van het UWV dat er wel in lijn met het advies van de Gezondheidsraad gehandeld wordt.

 

Van 382 ME-patiënten die de vragenlijst hebben ingevuld vindt 81% dat het UWV niet volledig rekening heeft gehouden met hun beperkingen als gevolg van de ziekte, zoals zieker worden na inspanning (PEM, post exertional malaise). Verzekeringsartsen schatten het aantal uren dat patiënten kunnen werken ook veel hoger in dan volgens betrokkenen zelf realistisch is. Geen enkele patiënt gaf aan meer dan 30 uur per week te kunnen werken, maar volgens het UWV kan 20% wel 40 uur werken. 49% vindt zich zelf niet in staat om te werken, maar het UWV komt slechts bij 19% van de patiënten tot die conclusie.